Pesten

Ik sta wijdbeens en houd het stuur van mijn fiets vast. Tranen lopen over mijn gezicht en ik gil uit volle borst:
“LamemetRUUUUUUUUUUUUUST”

Om mij heen staan 3 treiteraars, allemaal 1 of 2 jaar ouder dan ik. Pesten doen ze me al jaren, maar hier, naast het park, worden we alleen gezien door een automobilist die toevallig langs komt rijden. Ze zijn te laf om mij echt iets te doen maar mijn fiets mag het ontgelden. En mijn kleren ook. Er wordt aan mij en de fiets getrokken maar omdat ik hem zo krampachtig vast houd, kunnen ze niets anders doen dan de ventielen los draaien. Ik hoor een sisgeluid en het hoongelach van de pestkoppen. De deksel van de fietsbel is ook losgepeuterd en belandt met een ping midden in het park.
Nu heb ik twee lekke banden, geen ventiel meer om de lucht er binnen te houden en een halve fietsbel. De pestkoppen hebben het nu wel gezien met mij. Bovendien komen er volwassenen aan. Huilend en bang duw ik de fiets naar huis. Het is gelukkig niet meer zo ver.

Ademloos kom ik thuis.
Ze moesten mij wel hebben. Waarom?

Ik was een makkelijk slachtoffer. Op mijn vijfde verhuisde ik samen met mijn moeder naar deze gemeente, omdat mijn moeder verliefd werd en ging trouwen. Best leuk hoor en spannend ook. We woonden in een te kleine woning.
Op hetzelfde terrein bevond zich nog een ander huis, waarin een meisje woonde dat mijn achternaam niet kon uitspreken. Ze maakte dus van de nood een deugd en ging mij pesten. Ik was de grote stad niet gewend en kwam dus schoon van het dorp af. Ik was 5 jaar oud en heb nooit geleerd me te verdedigen tegen onaardige kinderen.

Het meisje vond mij dik en pestte me dus behoorlijk. En ik was machteloos. Kon er niet tegen in. Ze was ook twee jaar ouder en dus twee jaar slimmer.

Eenmaal het haasje, altijd het haasje. Het was later niet meer maar één meisje. Het werden er meer. Intussen waren wij verhuisd naar de andere kant van het dorp.
Op een dag liep ik samen met een kennis naar school en ik had een mooie jurk aan. Ik was al op mijn hoede omdat er achter mij drie jongens liepen. Ik hou er nog steeds niet van als onbekenden dicht achter mij lopen. Ik laat ze dan altijd voor.
De jongens maakten geintjes en ik hoorde er een spugen. Zon dikke fluim. Want dat was in in die tijd. Ik dacht dat ik iets in mijn nek voelde, maar er was niets. Pas nadat die jongens ons gepasseerd waren zag ik op de zoom van mijn rok twee vochtige plekken.
Zomaar uit het niets en zonder dat ik die jongens ooit iets gedaan had, werd ik dus bespuugd. Ik droogde die plekken met wat zand.

Decennia later schrijf ik dit op en moet ook aan een cadeau denken dat ik ooit kreeg tijdens schooltijd. Ook dat had alles met pesten te maken en ook met onbenulligheid van kinderen. Ik kreeg een leverworst cadeau. Als je in Duitsland vreemd reageerde op pesterijen of als het leek dat je snel op je tenen getrapt bent, of in de huidige term: als je een kort lontje hebt, dan ben je een “beledigde leverworst”

Het cadeautje was als geintje gedacht.

Ik kon er niet om lachen.

2 gedachten over “Pesten

  1. Herkenbaar…. Ik ben zelf vanaf de kleuterklas tot mijn examen zoveel jaar later gepest. Groepen jongeren vermijd ik nog steeds, nog altijd met in mijn achterhoofd dat ze mij wel weer zullen moeten hebben. Sommige dingen draag je je hele leven bij je…

    Like

Plaats een reactie